|
HET REICHSWALD, WOUD MET EEN RIJKE HISTORIE.
Het Reichswald is meer dan 50 vierkante kilometer groot, het is dan ook het grootste aaneengesloten bos van Nordrhein Westfalen.
Voor de tweede wereldoorlog mat het bijna 7000 ha, nu nog ongeveer 5100 ha.

De in de één na laatste ijstijd opgeworpen stuwwal, waarop het Reichswald ligt, is bij Kleef door invloed van de stroming van de
Rijn ondergraven. Er ontstond zo een stijlgang, in het Duits steilgang of wel kliff. Dit verbasterde tot clive en dat leidde tot
Kleve. Het hoogste punt van het Reichswald ligt bij Kleve en is 106 meter hoog.
Het Reichswald heeft een lange historie, dit blijkt o.a. uit het "Heidenkirchhof" bij Frasselt en een viertal grafheuvels bij
Kessel. Deze laatsten bestaan uit een aarden ring van ongeveer 10 meter doorsnee en ongeveer 1 meter hoog. Binnen deze ring
staan wat bomen. De ring (wal) zelf is met gras begroeid. In de twaalfde eeuw bestond het "Wald" voornamelijk uit hei en bos.
Voor de Bataven was het "Het Heilige Woud". Rond 69 na Chr. verzamelde Claudius Clivius er zijn Bataafse troepen voor de
opstand tegen de Romeinen. Het bos heette toen het "Ketelwoud". Van deze naam is later de Ketelstraat afgeleid.

Ten tijde van Karel de Grote hoorde het bos tot het Rijk van Nijmegen, dit rijk liep toen van Tiel tot Xanten. Het bos
werd vanuit het Valkhof regelmatig gebruikt voor de koninklijke jachtpartijen. In 980 is in het ketelwoud de latere keizer Otto
geboren. In 1339 wordt de naam Reichswald voor het eerst gebruikt en het hoort dan tot het gebied van de keizer. In 1418 komt
het in eigendom van hertog Adolf van Kleef. De beheerder woont op de burcht "Nergana" bij Kessel aan de Niers.
De dorpsbewoners uit de buurt mogen eikels, hout en heideplaggen uit het bos halen, het z.g. recht tot eikelmast, tevens mag het
vee er voedsel zoeken. In ruil daarvoor moeten de boeren helpen bij de jaarlijkse drijfjacht, vooral op wolven.
In de zeventiende eeuw wordt het bos omgevormd van gebruiksbos (Hauwald) naar een bos met hogere, oudere bomen (Hochwald) . De
rechthoekige indeling stamt uit 1826. De hoekpunten zijn gemarkeerd met stenen met nummers die ook op de kaart staan. De
nummering loopt op richting westen. De lengtewegen hebben een letter en lopen op in noordelijke richting. Deze wegen hebben in
de volksmond vaak een naam, zoals "Hertekop" voor gestell C. Deze lengtewegen lopen van oost naar west en heten "Hauptgestelle".

In de eerste en tweede wereldoorlog was het bos een belangrijk strijdtoneel. De herinnering hieraan leeft voort op het Britse
oorlogskerkhof midden in het Reichswald en het Duitse bij Donsbrüggen. In 1948 werd een groot deel van het wald, of wat daar
van over was na het oorlogsgeweld, gerooid door de geallieerden als oorlogsbuit. Na de oorlog werden de plaatsen Nierswalde en
Reichswalde gesticht, om de verdreven "Ostpreusen" uit Polen, die hun grondgebied hadden verloren, te kunnen vestigen.
Tussen 1949 en 1964 werd 4100 ha weer ingeplant, vooral met naaldhout, (mijnhout) 52% den en lariks, 20% beuk, 9% eik, 14% spar
en 5% rest. De grondsoort en de grondwaterstand waren bepalend voor welke boom waar kwam. Er zijn nog twee stukjes over die
bewaard worden als "Naturwald".

Op dit moment is het grootste gevaar de luchtverontreiniging, alhoewel het in het Reichswald minder erg lijkt dan in de rest van
Duitsland (minder invloed Roergebied?). Er wordt om de vijf jaar kalk uit gestrooid boven het bos met een helikopter in een
poging om de verzuring te neutraliseren. Het grootste deel van het Reichswald watert af richting de Maas, de rest richting de
Rijn. Er zijn echter geen beken, omdat de bodem veel grind bevat en het regenwater dus snel wegzakt.
In het Reichswald komt veel kleinwild voor zoals konijn, boommarter, das etc. maar ook groot wild als hert, ree en wild zwijn.
Verder broeden er veel vogels, waaronder roofvogels als havik, sperwer, buizerd en een enkele wespendief.

Paul Leenders van LANDSCHAPS BEHEER GROESBEEK i.s.m. W.S.V. "DE BOSBESJES"
terug
|
|